19 min read

Terug naar papier, is het internet nog te repareren, wat is literair en wie bepaalt dat? En vragen over vragen - AI in week 35

Waarom is het eigenlijk ouderwets om lekker op papier te schrijven? Hoe moet het internet van de toekomst eruit zien? Deze nieuwsbrief zit weer bomvol manieren om na te denken over hoe de digitale wereld van morgen eruit zou moeten zien!
Terug naar papier, is het internet nog te repareren, wat is literair en wie bepaalt dat? En vragen over vragen - AI in week 35
Het gaat om het pad, niet om het essay!

Terug naar papier

Het "Blue Book" wordt gezien als de oplossing tegen AI in het onderwijs. Wij kennen dit concept hier niet, maar in Amerika is het een heel gebruikelijke manier van toetsen. En Wall Street journal meldde in mei al dat de verkoopcijfers ervan weer toenemen. Het is niet iets heel revolutionairs; het is gewoon een geschreven tentamen, dat ze in de VS vaak op blauw papier maken. Het was tot voor kort iets ouderwets, iets dat lang niet zo nodig meer is nu studenten met de computer thuis allerhande mooie opgaves konden maken.

Maar..... the Blue Book is dus back!! En met onverwachte fans.

Clay Shirky, je raadt het niet, hij is de Vice Provost of Educational Technologies van New York University, springt in een goed en historisch onderbouwd stuk in New York Times van op de bres voor terug naar werken op papier! Dat is natuurlijk een verademing voor wie al lang zegt dat laptops niet in de collegezaal horen.

Het stuk legt eerst nog maar uit waar onderwijs voor is, het blijft nodig:

"Learning is a change in long-term memory; that’s the biological correlate of what we do in the classroom."

Het gaat erom dat we de koppies van leerlingen en studenten helemaal volgooien met kennis. Zodat als ze iets lezen, ze meteen kunnen denken: "he dat klopt niet", of "ah ja, dat heb ik al eens ergens anders gelezen".

Shirky legt de vinger heel goed op de zere plek (nadruk van mij):

"Now that most mental effort tied to writing is optional, we need new ways to require the work necessary for learning."

Leren gaat niet vanzelf, dat weten we allemaal. Woordjes en definities oefenen is saai en frustrerend. We moeten leerlingen ertoe aanzetten om wat te doen, en daarvoor was schrijven lang een beproefde methode. Door hun stukken te lezen kregen we een inkijkje in wat ze dachten, en konden we daarop feedback geven. Dat thuis doen maakte ruimte vrij voor meer uitleg in de klas of collegezaal.

Sommige docenten, dat hoor ik zelf ook om me heen, vinden meer werk in de klas saai, en schools. De universiteit, dat moeten studenten toch uit vrije wil huiswerk willen maken? We zouden ze toch niet hoeven te dwingen? Als je dat ook denkt, lees dat het betoog van Shirky helemaal uit! Veel universiteiten namen tot vrij recent tentamens mondeling af, ook veel Nederlanders boven de 40 hebben dat nog meegemaakt. De shift naar geschreven werk, en dan zeker geschreven werk dat je buiten de universiteit mocht maken, gebeurde niet zo lang geleden, voornamelijk door de toegenomen studentenaantallen.

Naast meer schrijven in de klas zit het stuk bomvol andere zinvolle en beproefde technieken, zoals cold calling (een vraag stellen en een willekeurige student de beurt geven) of het toepassen van het geleerde op een nieuwe case. Deze nieuwe-oude manieren van toetsen zijn:

an attempt to insist on students doing work, not just pantomiming it
"A student who cuts and pastes a history paper is enrolled in a cutting and pasting class, not a history class. If the student’s preferred working methods reduce mental effort, we have to reintroduce that effort somehow."

Ja, het is aan ons om studenten aan te zetten tot denken, ook als ze de laatste jaren van hun middelbareschooltijd alleen maar zaten te prompten en plakken. We kunnen niet van studenten verwachten dat ze de zelfbeheersing hebben om van AI af te blijven, we moeten ze erbij helpen door het onmogelijk te maken.

En, dit voeg ik dan nog even toe aan het stuk dat leren voor mij ook nog over twee andere dingen gaat: de kans krijgen om te ontdekken welke vakken jouw interesse hebben, en het gevoel ontwikkelen dat er dingen zijn waar je goed in bent.

Intellectueel zelfvertrouwen, noemt Floor Rusman dat deze week in NRC in een mooi stuk tegen het gebruik van chatGPT. Dat gevoel van "yes, dit is me gelukt", dat is ook waar het om gaat. Daarvoor is worstelen nodig, alleen als iets eerst moeilijk was, is dat lukken van waarde.

Het pad is het doel, niet het essay!Het

Ik vergelijk de worsteling van studenten vaak met lopen van een marathon. Wil je jezelf gewoon 42km verplaatsen? Dat kan met de auto. Maar wil je iets doen om echt trots op te zijn, dan ga je wel rennen! Op zo'n prestatie kan je nog jaren teren.

Als we willen dat studenten dat ook ervaren, dan moeten we het ze zonder computer laten doen.

Het internet is kapot

Goed stuk in Trouw dat de huidige toestand van het internet, waar bedreigingen via social media aan de orde van de dag zijn, bevraagt. Ik weet dat Marleen Stikker daar altijd bij zet "maar we kunnen het repareren" (Lees haar boek gratis), maar ik weet het zo zeker nog niet. Filosoof Jurriën Hamer bevraagt terecht de toestand van het internet, maar diagnoseert, als je het mij vraagt, niet goed:

"Met sociale media is een monster gecreëerd, geschapen door argeloze, adolescente programmeurs die lekker met computercode zaten te knutselen."

So far so good, inderdaad, zo was het grotendeels (al blijft hier natuurlijk impliciet dat het witte, mannelijke adolescenten waren). Maar in deze origin stories blijft altijd onvermeld dat misbruik geen kwestie was van "Foutje, bedankt!" maar van intentie. Mark Zuckerberg maakte voor Facebook een andere site Facemash, een website voor frat boys om hun vrouwelijke studiegenoten—zonder toestemming of medeweten—op knapheid te beoordelen. Hij verkreeg die foto's door hun studentenhuiswebsites te hacken. Sommige studentes vond hij zo lelijk dat

"I almost want to put some of these faces next to pictures of farm animals and have people vote on which is more attractive."

Dus als Kramer schrijft dat "niemand ... de gevolgen van hun werk [kon] voorzien, niemand wist dat ze een technologie maakten die inherent oncontroleerbaar was." dan vind ik dat wel heel toegeeflijk, ze konden prima voorzien wat het gevolg was, namelijk dat mensen hun privacy uitgehold zou worden. De privacyproblemen zijn onoverkomelijk, zei Zuckerberg over Facemash, tenzij... hij mensen zover zou krijgen dat ze zelf hun foto's zouden uploaden.

Online haat en bedreigingen waren altijd al het plan zijn de origine van social media, en behoren al sinds de vroege tijd van social media tot onderwerpen waarover gewaarschuwd werd, zoals ten tijde van GamerGate in 2014, waarover ik in het voorjaar in de Volkskrant schreef.

Sterker nog, al in 2001 (!!) dus ver ver voor social media in de huidige betekenis, schreven sociologen dat het internet bestudeerd moest worden:

"Sociologists need to study the Internet more actively and, particularly, to synthesize research findings on individual user behavior with macroscopic analyses of institutional and political-economic factors that constrain that behavior."

Het toeschrijven van de "droom [om] iedereen met elkaar in verbinding stellen, zodat vrijheid welig zou tieren" aan deze programmeurs vind ik dus ook wel erg rich. De vrijheid waarnaar ze streefden was nooit iedereens vrijheid.

En het is echt niet zo dat gewone mensen dat niet aanvoelen, daar hoef je geen socioloog voor te zijn. Een onderzoek uit 2020 (toch ook al weer 5 jaar geleden) liet nog niet dat 64% van de Amerikanen denkt dat social media een slecht effect heeft op hun land.

In een heel uitgebreide vergelijking tussen social media en de grot van Plato in tijdschrift NOĖMA , schrijft Mike Mariani over de kloof tussen onze gevoelens over social media, en ons gedrag:

"The stark cognitive dissonance between how people feel about social media and how they use it is one sign that we have entered a new era in our relationship with these platforms."

Het is zoals met olie branden, vlees eten, bier drinken, we weten dondersgoed dat het niet goed is voor ons en voor de planeet. Ja, de adolescente programmeurs zijn daar schuldig aan, die deden het niet per ongeluk, maar een betere wereld begint bij jezelf.

Wie mag zich thuisvoelen in een verhaal?

Van de week zag ik in een verder helemaal lege bioscoop het schitterende Sorry, Baby, geschreven door, geregisseerd door, en met in de hoofdrol de 31-jarige Eva Victor. Het is een heftige film over de jarenlange nasleep van een geweldsincident, dus ik zou het geen aanrader noemen, maar het is ook een verhaal over hoop, over doorgaan met leven omdat het moet, vol met humor.

Maar het mooiste aan de film vond ik dat ik me er zo in thuis voelde. Niet alleen speelt Victor een sociaal onhandige en mensenschuwe professor, maar nog meer brengt de film vriendschap tussen vrouwen in beeld als nooit tevoren. Hoe we met elkaar praten over seks met mannen, over hoe we nieuwe partners ergens ook haten omdat ze aandacht van de vriendschap weghalen, over hoe we voor elkaar opkomen als het moet, en over hoe moeilijk het is om vriendschap levend te houden als je ouder wordt. Het is een speciaal voorrecht om jezelf in beeld te zien, en te denken: dít ben ik, dat gaat over mij en mijn ervaringen in het leven.

De eerste keer dat ik me zo gezien voelde, was bij het lezen van het korte verhaal Cat Person van Kristen Roupenian, dat in 2017 totaal viral ging op Twitter — je weet wel, toen nog leuk. Aan de ene kant is Cat Person totaal niet bijzonder: twee mensen ontmoeten elkaar, hun liefde voelt vervolgens in de digitale wereld heel anders aan dan in het echt. Herkenbaar voor veel mensen. Maar wat mij er zo aan raakte is dat hoofdrolspeler Margot heel "quirky" is. Google Translate zegt: "eigenzinnig", maar ik geloof dat ik "maf" de beste vertaling vind (of met een sjieker woord: "idiosyncratisch").

Margot is online uitwisselingen spitsvondig en creatief, maar tegelijkertijd enorm zoekend naar een eigen identiteit. En dat is wat me zo raakte. Een vrouw die nog geen identiteit had, maar die gedurende het verhaal kreeg in een herkenbare setting. Ik had nog nooit zoiets gelezen! Vrouwen, zoals ik ze kende uit verhalen en films hadden een vaststaande identiteit, meestal moeder of love interest of misschien boze stiefmoeder of buurvrouw.

Pas door Cat Person realiseerde ik me echt in hoeverre ik "man spreek" zoals Meryl Streep hieronder zo treffend uitlegt: hoe wij vrouwen hebben geleerd om de verhalen van mannen te bekijken en de wereld door hun ogen te zien, maar het tegenovergestelde niet waar is.

"It's like women have learned the language of men; have lived in the house of men all their lives"

Want hoeveel idiosyncratische karakters kunnen we niet verzinnen? Forrest Gump, Chandler uit Friends, JD uit Scrubs en ga zo maar door. Allemaal hebben ze humor, wijken ze af van allerhande normen, en hebben ze schijt aan regels of begrijpen ze die gewoon niet zo goed zonder dat ze daar veel last van ondervinden. Het vinden van vrouwelijke voorbeelden is zo eenvoudig niet, misschien Bones maar dat is meer lachen om, dan een lachen met (zoals zo mooi uitgelegd wordt in deze post over the Big Bang Theory).

Hetzelfde gevoel had ik bij Sorry, Baby. Wat een voorrecht om je zo af en toe eens thuis te mogen voelen in fictie. Maar dat is als vrouw niet zo makkelijk, de canon van (Nederlandse) literatuur, films en series bestaat nog altijd voornamelijk uit verhalen van mannen, voor mannen, over mannen. Het verandert een beetje, maar zoals dat gaat met erfgoed, niet snel.

Behalve als we literair agent Paul Sebes moeten geloven, die in NRC ongehinderd zijn opinie afkomstig uit het jaar stillekes mag verkondigen. Let op vrienden, the end is nigh!

"Het papieren object blijft bestaan, maar het boek als intellectuele en verbeeldende krachtbron verdwijnt uit het centrum van onze cultuur."

En hoe komt dat? Het komt door AI, natuurlijk, en door podcasts, maar de grootste schuldige is, het zal weer eens niet, de vrouw:

"Het verdwijnen van de mannelijke schrijver en lezer is geen triviaal verschijnsel, maar een symptoom van een verschuivend boekenlandschap."

Dit frame alleen al!! Niet het schrijversvak verandert en diversificeert, nee, de mannen delven het onderspit, en dat is niet eerlijk! En vrouwtjes gonna vrouwtje natuurlijk, met hun "voorkeur voor relationele dynamiek, historische troost en soms wat licht psychologisch inzicht". Geen zwaar inzicht natuurlijk dan kunnen de breintjes niet aan, nee, LICHT. Redactie van NRC, denk ik dan, is dit nu werkelijk nodig?

Van de 60 boeken in de top, kan je er volgens hem maar 2 literair noemen. (Je kan je trouwens je sowieso afvragen of je die hele top-60 wel als argument moet gebruiken, want lo and behold, deze week staat Rupsje Nooitgenoeg staat erop, maar ok, I'll play ball).

Ik neem aan dat hij deze top bedoelt, meer precies die van week 33 toen hij dit stuk schreef. Hier komt alleen grootheid Anya Niewierra al vijf keer voorkomt, dus welke twee dan, dat is me een raadsel. Hij telt hij Niewierra dus niet mee? Ja, haar boeken zijn spannend, maar zijn ze daarom niet literair? De opbouw van de Camino, de verweven verhaallijnen over liefde, rouw, oorlog en vriendschap, zo mooi! Of moet literatuur soms saai zijn?

Ik zie ook twee keer Elif Shafak, die met een ander boek in 2019 werd geshortlist voor de Booker prize, misschien zijn dat de twee die Sebes telt? Maar dat zou betekenen dat Isabel Allende buiten de boot valt, en dat lijkt me ook onredelijk, met haar overvolle prijzenkast. Maar ja, misschien is de prijs voor beste Chileense literaire schrijver niet indrukwekkend genoeg, want het is maar Chili? En is de Christian Andersen prijs ook maar niks, want maar voor sprookjesachtige boeken (ook al behoorden ook Salman Rushdie en Haruki Murakami tot eerdere winnaars)? Who knows.

Sebes staat daar, dat moet gezegd, niet alleen in. Neem nu het geweldige boek The Wedding People (let op in de alinea hierna komen een paar spoilers langs!) Het is wat mij betreft één van de beste boeken van de afgelopen jaren, ik schreef er over in mijn zomerspecial over rouw. Het is, net als mijn andere lievelings van deze week een boek waarin een vrouw de hoofdrol speelt die humor heeft, en verschillende, en tegenstrijdige gevoelens, rollen en verwachtingen moet managen. En, alsof de duvel d'r meespeelt, The Wedding People (ook in het Nederlands onder die titel verschenen) komt net deze week binnen op de 60 bestsellerslijst. Maar van wat je daar leest, word ik bijna nog woedender dan van het stuk van Sebes:

"De net gescheiden Phoebe verstoort per ongeluk een luxe bruiloft, waarop ze onverwachts toch wordt meegenomen in het feestgewoel. Een mysterieuze man zorgt voor complicaties."

Let op spoilers!

Als je het boek gelezen hebt, dan weet je dat dit seksisme van de bovenste plank is. Dit is een boek dat begint met een hoofdpersoon die op hele jonge leeftijd haar moeder verloor, en nu net na een lange fase van onvruchtbaarheid en een daaraan gerelateerde scheiding waarbij haar man vreemdging met een vrouw met een jonge baby, zichzelf van het leven probeert te beroven.

Je zult zelf maar met zulke thema's worstelen en dit boek oppikken als lekkere beach read!

Ja, Phoebe wordt uiteindelijk weer verliefd maar dit boek gaat godnondeju over diepe rouw en het allemaal niet meer aankunnen, en beschrijft op een ijzingwekkende manier hoe iemand afscheid van het leven besluit te nemen.

De zinnen uit de top-60 doen op geen enkele wijze recht aan het boek, en dienen alleen om het in het hokje 'one for the ladies' te zetten. En dat zie je niet alleen op deze lijst, the Guardian zette dit boek dan wel op het toplijstje van 2024... maar in de categorie romance.

Het slaat werkelijk nergens op, dan kunnen we het hele oeuvre van Jan Wolkers ook wel romance noemen met al dat gevrij. Oh nee, hij is een man, haha.

Maar zo wordt de shitcirkel gevormd: literaire critici van nu, mannen en soms ook vrouwen, bepalen wat er wel en niet 'literair' op basis van de canon, de smaak van het verleden. Vervolgens beklagen ze zich erover dat vrouwen die veel gelezen worden zo populair zijn, terwijl ze niet eens literatuur schrijven. Ofwel volgens hun smalle definitie (Niewierra), ofwel door gewoon niet te begrijpen dat een boek van een vrouw over een vrouw waarin ook liefde voorkomt, niet per definitie romance is (Espach).

Gelukkig was ik niet de enige wiens bloed begon te koken en publiceerde NRC ook een respons, maar het blijft toch tamelijk vermoeiend dat je als hoogleraar informatica aan iemand uit het boekenvak moet uitleggen dat literatuur een social construct is.

De lezersvraag: Geloof je eigenlijk wel in vragenlijsten?

Voor de vakantie schreef ik over de kloof tussen de praktijk van lesgeven en het sterk versimpelde beeld dat onderzoekers vaak van lesgeven hebben. Naar aanleiding daarvan kreeg ik een mooie, genuanceerde vraag van een onderzoeker die dat soort onderzoek doet, ook naar AI in de klas.

Een survey, schrijft ze,

"geeft mij de kans om een breed beeld te vormen. Meningen over AI zijn zo divers (en vaak gepolariseerd op social media), en verschillend. Dat vind ik interessant, en is typisch iets waar een survey een beeld van kan geven."

Met zeggen dat zo'n onderzoek alleen een paper voor wetenschappers oplevert en geen zinnige kennis, zegt ze, doe je mensen tekort. Misschien is dat wel een beetje waar: ik geloof niet echt dat mensen onderzoek doen naar AI, maar alleen omdat ze denken dat dit goed voor hun carrière is, of dat ze het wel moeten doen omdat het in de mode is. Dat vormt mijn beeld van deze vragenlijst natuurlijk, want het is best mogelijk dat er mensen echt nieuwsgierig zijn naar hoe dat nu in klassen verloopt. Ze stelt in haar reactie ook een hele mooie en krachtige vraag aan mij:

Maar misschien vind je het doen van een survey als methode überhaupt niks?

Deze vraag raakte me, want mijn eerste reactie was: "nee natuurlijk niet, ik heb zelf ook wel eens een survey gebruikt." Dat was in een paper waarin ik met collega Fenia Aivalogou wilde weten hoe mensen in programmeerclubs, zoals CoderDojo's, les geven. We vonden best interessante dingen, bijvoorbeeld dat motivatie, op school vaak een probleem, bij een codeclub niet speelt. Dat is heel relevant omdat veel materiaal van code clubs vaak 'overspringt' naar, er is nu eenmaal nog geen echte schoolmethode voor programmeeronderwijs. Ook zagen we dat docenten vaak vrijwilligers uit de IT zijn, en dus meestal niet geschoold in didactiek, en dat docenten meisjes en jongens anders zien en dus anders behandelen. Het is nog steeds een mooi paper, maar, als ik heel eerlijk ben, werd mijn nieuwsgierigheid naar hoe lessen op codeclubs gegeven worden, wel overpowered door twee andere gevoelens.

Ten eerste had ik vooral interesse in het verzamelen van veel data en het schrijven van een paper. Ik werd als onderzoeker nu eenmaal betaald om papers te schrijven, en dit was een paper. Althans, zo ervaarde ik het. Ieder beoordelingsgesprek moest ik alleen vertellen wat ik gepubliceerd had, niet wat ik allemaal gelezen, of begrepen had. En, ik schreef dit al vaker, ook vorige week nog: another world is possible! We kunnen wetenschappers ook veel minder afrekenen op het schrijven van veel papers. Maar dat is niet de wereld waarin ik leefde in 2019, toen ik nog geen hoogleraar was, en ik de druk voelde om in het systeem te slagen. Ik was dus helemaal niet zo geïnteresseerd in het echt diep begrijpen van de contexten, maar in het paper om het paper en niet in het paper om de inhoud.

Ten tweede, en nu ben ik nog oprechter dan anders, wilde ik het paper vooral gebruiken in een toren van bewijs die ik al had opgesteld. Ik wilde niet leren van de code clubs, ik wilde de bevindingen inpassen in een narratief. Programmeren gebeurt vooral buitenschools, door mannen voor jongens, en op een exploratieve manier. Ik dacht al dat het zo was, en het onderzoek bevestigde dat ook. Ha, fijn, dacht ik, ik kan verder met wat ik toch al wilde doen, namelijk onderzoeken hoe programmeren in een schoolse context heel anders kan werken. Het paper was dus in een bepaalde zin niet nodig, ik heb namelijk niets geleerd van het onderzoek.

Dan kan je zeggen: maar soms kan een resultaat je toch ook verrassen, dat er echt iets anders uitkomt dan je vooraf dacht? Of soms is het superfijn als je onderbuikgevoel ook met data onderbouwd wordt. Ja, dat is zo. Maar, als je vooraf al weet wat je wilt dat eruit komt, stel je dan nog echt neutrale vragen op? Zeker als de vragen, omdat je een survey kort wilt houden, zo geabstraheerd zijn.

Ik ga dan toch nog even terug naar het voorbeeld uit de vragenlijst. Daar moeten deelnemers kiezen of hun onderwijspraktijk voor AI: helemaal niet, een beetje, of veel veranderd is. Hoe gaan we onze praktijk aanpassen als er 100% "veel" uitkomt? Of 0%? Ik denk dat dat de kern van mijn bezwaar is tegen vragenlijsten: hoe gaat welk resultaat dan ook invloed hebben op de onderwijspraktijk?

Deze kwantificatie met vragenlijsten die ervoor zorgt dat we juist de mensen waar het om gaat niet meer zien, is geen uniek informatica-verschijnsel trouwens. In een lang en best deprimerend stuk van de zomer las ik in De Groene Amsterdammer dat ook in de geestelijke gezondheidszorg vragenlijsten de hoofdrolspelers zijn geworden, en mensen maar een bijrol hebben:

"Patiënten ondervinden daar de gevolgen van: er wordt via een tussenlaag – de vragenlijst – naar hun verhaal geluisterd, wat je nauwelijks luisteren kunt noemen, aangezien er alleen oor is voor de specifieke ervaringen en gevoelens die binnen de vragenlijst passen."

Voor ik zelf nog eens een vragenlijst zou afnemen, zou ik me in ieder geval afvragen of er een kans is dat het resultaat me van mening doet veranderen, en hoe ik de resultaten in mijn dagelijkse praktijk als docent kan gebruiken. Als dat niet zo is—met andere woorden als ik geen pad zie waarin ik van de vragenlijst zou leren—dan doe ik het niet meer. En mijn eigen ervaring is dat de kans dat je iets leert, dat je verrast wordt, dat je dingen ziet die je echt meeneemt in de praktijk, heel veel groter is bij interviews, observaties en ander kwalitatief werk.

Zo ben ik een paar jaar geleden een totaal nieuwe weg ingeslagen, toen een paar leerlingen na een lessenserie Hedy aangaven dat ze liever in het Nederlands wilden programmeren! Dat antwoordden ze op een vraag die luidde: "Wat zou jij aan Hedy zou veranderen?". Ik maakte ruimte om me echt te laten informeren.

Ow, en als er nog niet genoeg reden was om geen vragenlijsten meer te willen gebruiken, dan is het feit dat ze nu overspoeld worden door AI antwoorden er ook nog eentje!

Ook een vraag! Stuur m op per mail en lees hier over een paar weken het antwoord!

Van elkaar leren

Wat een zee aan AI-in-het-onderwijs stukken heb ik langs zien komen de afgelopen weken — veel opgeslagen, weinig gelezen nog. Maar één paper sprong er echt uit, met name door de mooie visualisatie die Pronita Mehrotra erbij maakte op LinkedIn.

Pas toen ik die zag, ging ik het paper lezen dat nota bene op een conferentie gepresenteerd werd waar ik was! De visualisatie laat heel erg goed zien hoe de klas verandert door AI: leerlingen en studenten gaan niet meer met elkaar in gesprek, maar met een AI.

Even een stapje terug voor we verder gaan. Het grootste probleem dat ik zie met de invoering van AI in verschillende sectoren is dat makers van AI systemen fundamentele kennis missen over de sectoren waarin ze werken, zoals filosoof Marijn Sax in het voorjaar ook al mooi benoemde.

Programmeurs en verkopers van software (ook van niet-AI software, zoals die ellende waar ik mee moet werken) weten simpelweg niet wat leren en wat onderwijs is. Ze hebben een simpel beeld in hun hoofd, gebaseerd op hun eigen ervaring als leerling, of die van hun kinderen. Voor deze vaak slimme mensen die goed voorbereid aan hun studie informatica begonnen, was vaak de grootste irritatie dat school of colleges saai waren; er had sneller veel meer informatie ingekund! Maar voor veel andere studenten is de grootste angst dat ze er niks van snappen.

Als je al veel weet, en je grootste interesse is om meer te leren, dan maak je hele andere keuzes over wat technologie in de klas moet doen, dan als je denkt aan een leerling die nog heel weinig weet. Die is veel meer gebaat bij uitleg met geduld en kleine stapjes, en veel minder bij veel kennis zelf op moeten doen (al dan niet met een AI). Als je nog niks weet, kan je ook niet veel nieuwe kennis opdoen (zie ook: Rosenmöller).

En, mensen die technologie maken, denken heel vaak kwantitatief, en niet zo vaak over sociale relaties, hoe leren leunt op een persoonlijke connectie, en hoe motivatie volgt uit kennis en niet (zo sterk) andersom. Het idee dat er leerlingen bestaan die nog niet zo gemotiveerd zijn, maar die gemotiveerd worden, oa door het opdoen van kennis past niet in het model dat de meeste slimme mensen van leren hebben.

Maker en pushers van AI denken dus dat AI 'het onderwijs' kan helpen, omdat onderwijs voor hen betekent 'snel blootgesteld worden aan veel feiten'. Dat kan best werken, gegeven dat er al genoeg motivatie aanwezig is. Maar wat als die er niet is? En als je, en nu komen we terug op de visualisatie, dingen liever samen doet met je vrienden? Of als je nog helemaal geen idee hebt wat een concept inhoudt en je eerst de basis nog moet leren.

Het karikaturale beeld van onderwijs is een probleem op zich, maar wordt in de handen van makers van software pas echt problematisch.

Een AI vriendin, victimless crime, of niet?

Heel mooi stuk in De Tijd dat benoemt dat AI girlfriends niet zomaar onschuldig vermaak zijn:

"Die digitale metgezellen, gemaakt met generatieve AI, lijken op het eerste gezicht onschuldige speeltjes: eenzame mannen, wat troost, een sexy stem."

Ik keek van de zomer de serie van HUMAN over AI, waarin een AI vriendin ook een rol speelt: psycholoog Jacob heeft zoveel ellende meegemaakt in zijn leven dat hij geen echte relatie meer aan wil gaan, en zijn uitvlucht zoekt in een digitale. Nu is Jacob zelf erg weloverwogen, hij heeft duidelijk heel goed nagedacht over zijn keuze, dus ergens kan je inderdaad zeggen dat het niemand kwaad doet. Maar, het persoonlijke is politiek zo schrijft ook het Tijd-artikel:

"Het is culturele regressie vermomd als vooruitgang. Het ondermijnt jaren van werk aan gendergelijkheid, wederzijds respect en emotionele intelligentie."

Als 'incel'-mannen zich nog meer afkeren van de echte wereld en van echte meiden en vrouwen, ontwikkelen ze misschien nog meer stereotype beelden over wat een relatie is, en wat een partner moet doen. Jacob benoemt dat ook regelmatig in de HUMAN serie, dit of dat (enthousiasme voor modeltreintjes, bijvoorbeeld) krijg je van een echte vrouw niet, haha. Nee, de rol van een partner is niet altijd om jouw gevoelens te valideren, het zijn mensen met een eigen intern leven, met eigen wensen en verlangens, die ook nog eens over tijd kunnen veranderen.

En, misschien dat het voor Jacob uit de HUMAN serie inderdaad te bolwerken is, maar dat geldt lang niet voor iedereen. Steeds meer mensen vallen de klauwen van 'chatGPT psychose', waarbij het echt uit de hand loopt, soms met vreselijke gevolgen, zoals afgelopen week bleek te zijn gebeurd bij de zelfmoord van de 16-jarige Adam Raine.

Maar ook gewoon gebruik is niet zonder gevaar, wie veel AI gebruikt voelt zich eenzamer en heeft minder echte contacten (en dit bleek uit onderzoek gedaan door oa mensen van openAI zelf!).

Ik was deze week te gast bij The Big Five van BNR en daar werd ik ook gevraagd wie er hier nu schuld aan is, en dat is natuurlijk zo makkelijk niet aan te wijzen, maar we moeten de makers van technologie niet te makkelijk off the hook laten, want afhankelijkheid van chatbots treft wel degelijk blaam! De designkeuze voor de ik-vorm in antwoorden bijvoorbeeld werkt het vormen van een band met een bot natuurlijk enorm in de hand. Was het antwoord van chatGPT altijd geweest: "Op internet staat dat..." dan hadden we een hoop gevaren (zoals nepnieuws) nog steeds gehad, maar was verliefd worden vast een stuk moeilijker.

Slecht nieuws

Mensen betalen vaker hun parkeerboetes twee keer zo vaak niet als ze daarvan digitaal melding krijgen, versus wie een brief ontvangt, aldus NOS. Wie dat zeker geen verrassing vinden zijn Nederlandse wetenschappers Wolfgang Ebbers en Lidwien van de Wijngaert, die deden namelijk in 2018 al een onderzoek dat precies dat aantoonde! Leest u even mee:

"Most importantly, our study found out that people responded significantly slower to a digital notification as compared to a ‘paper’ notification."

En niet alleen bleek dit uit hun experiment, ze hadden er ook een theoretische onderbouwing voor, de voor mij nieuwe social presence theory, die beschrijft dat verschillende media verschillende registers van menselijke communicatie gebruiken. Bij een belletje hoor je iemands stem en ook daaruit lees je informatie af. Dat valt bij een brief natuurlijk ook al weg, maar een brief heeft toch nog een afzender, en voelt meer als een communicatiemiddel dan een pingetje. What's next? De Ombudsman wil weer terug naar papier. Hadden we misschien beter naar Ebbers en van de Wijngaert kunnen luisteren en er niet aan beginnen?

Restaurant-eigenaren worden gek van Google's AI, zo lezen we bij Futurism. AI verzint acties die er niet zijn, zoals een grote pizza voor de prijs van een kleine. En wie moet er dan weer met boze klanten dealen... ja, de gewone man! En dat terwijl Google met hun nieuwe slogan "Just ask Google" mensen ertoe probeert aan te zetten om zoveel mogelijk dingen met Google te doen.

Dokters die veel AI gebruiken gaan na een tijdje minder goed ziektes herkennen. En nu zijn er natuurlijk mensen die zeggen: Felienne, dat is helemaal niet erg, dat dokters slechter worden in hun werk, want AI wordt steeds beter, dus die dokters hoeven helemaal nergens meer goed in te zijn, maar er echt een hoop nadelen. Denk alleen al aan de bias, deze week zagen we weer onderzoek dat AI klachten van vrouwen minder serieus neemt!

Goed en slecht nieuws

OpenAI probeert een deal te sluiten om de hele UK (!) aan de chatGPT te krijgen door iedereen in één klap premium toegang te geven. Natuurlijk onder leiding van labour, wie anders? Slecht nieuws want nog meer AI-onzin overal, of goed nieuws omdat het mij weer een teken lijkt dat openAI desperate is?

Goed nieuws

En natuurlijk was er ook goed nieuws deze week! In Botswana krijgen bijna geen baby's meer HIV van met HIV besmette moeders, meldt Nature. Dat komt, aldus het stuk, door goed beleid, goede zorg voor moeders, en, het mag ook gezegd worden, de slimme inzet van data-analyse. Het is hoopvol om te lezen dat er methodes zijn die niet alleen werken, maar ook met zoveel effect worden uitgerold.